burgerlijk

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bur·ger·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen burgerlijkburgerlijkerburgerlijkst
verbogen burgerlijkeburgerlijkereburgerlijkste
partitief burgerlijksburgerlijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

burgerlijk [1]

  1. tot de burgers behorend, tot de middenstand behorend
    • Hij was van burgerlijke afkomst. 
  1. horend bij de staatsburger of in een geregelde maatschappij, bekrompen en saai niet avontuurlijk
    • Heb alsjeblieft een beetje burgerlijke beleefdheid! 
  1. niet militair
    • Na een langdurig militair bewind kreeg het land eindelijk weer een burgerlijk bestuur. 
  1. niet kerkelijk
    • Naast het kerkelijk huwelijk bestaat het enige door de wet erkende burgerlijk huwelijk. 
Verwante begrippen
Antoniemen
  • onburgerlijk
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord burgerlijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.