bourgeois
Nederlands
Woordafbreking
- bour·geois
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘burger’ voor het eerst aangetroffen in 1451 [1]
- van het Frans [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bourgeois | bourgeois |
verkleinwoord | bourgeoistje | bourgeoistjes |
Zelfstandig naamwoord
bourgeois m [3]
- (maatschappij) burgerlijk persoon uit de middenstand, uit de bezittende klasse
- (pejoratief) klein, bekrompen burgertje
Vertalingen
1.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | bourgeois | meer bourgeois | meest bourgeois |
verbogen | - | - | - |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijvoeglijk naamwoord
Gangbaarheid
- Het woord bourgeois staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bourgeois' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "bourgeois" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- bourgeois op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.