botsing
Nederlands
![](../I/m/Lijn11botsDH.jpg)
botsing tussen een tram en een personenauto
Woordafbreking
- bot·sing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | botsing | botsingen |
verkleinwoord | botsinkje | botsinkjes |
Zelfstandig naamwoord
botsing v
- het botsen
- Er was gisteren weer een frontale botsing op de snelweg.
- een conflict of ruzie
- Zij kwamen weer eens in botsing met elkaar.
Hyponiemen
- kettingbotsing, klinkerbotsing, kop-staartbotsing, treinbotsing
Vertalingen
1. het botsen
2. een conflict of ruzie
Gangbaarheid
- Het woord botsing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'botsing' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.