botsing

Nederlands

botsing tussen een tram en een personenauto
Uitspraak
  • Geluid:  botsing    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɔt.sɪŋ/
Woordafbreking
  • bot·sing
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van botsen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord botsing botsingen
verkleinwoord botsinkje botsinkjes

Zelfstandig naamwoord

botsing v

  1. het botsen
    • Er was gisteren weer een frontale botsing op de snelweg. 
  1. een conflict of ruzie
    • Zij kwamen weer eens in botsing met elkaar. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord botsing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.