bots

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bots    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /bɔts/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /bɔts/
Woordafbreking
  • bots
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bots botsen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

bots m [2] [3] [4]

  1. slag, stoot, schok

Zelfstandig naamwoord

bots mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bot
Verwante begrippen

Bijvoeglijk naamwoord

bots

  1. partitief van de stellende trap van bot

Werkwoord

vervoeging van
botsen

bots

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van botsen
    • Ik bots. 
  2. gebiedende wijs van botsen
    • Bots! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van botsen
    • Bots je? 

Gangbaarheid

  • Het woord bots staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
  • IPA: /bɒts/

Zelfstandig naamwoord

bots mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bot
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.