bookmaker

Nederlands

kantoor van bookmaker
Uitspraak
Woordafbreking
  • book·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bij wie men weddenschappen afsluit’ voor het eerst aangetroffen in 1880 [1]
  • uit het Engels bookmaker
enkelvoud meervoud
naamwoord bookmaker bookmakers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

bookmaker m [2]

  1. (beroep) Engelse uitdrukking voor iemand die het mogelijk maakt om te wedden (gokken) op de uitslag van een wedstrijd, toernooi of gebeurtenis
    • Bij de bookmakers kon je gokken op de uitslag van het Brexit-referendum. 

Gangbaarheid

  • Het woord bookmaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.