bookmaker
Nederlands
![](../I/m/Paddy_Power_Bookmaker_(2355396637).jpg)
kantoor van bookmaker
Woordafbreking
- book·ma·ker
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bij wie men weddenschappen afsluit’ voor het eerst aangetroffen in 1880 [1]
- uit het Engels bookmaker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bookmaker | bookmakers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
bookmaker m [2]
- (beroep) Engelse uitdrukking voor iemand die het mogelijk maakt om te wedden (gokken) op de uitslag van een wedstrijd, toernooi of gebeurtenis
- Bij de bookmakers kon je gokken op de uitslag van het Brexit-referendum.
Gangbaarheid
- Het woord bookmaker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bookmaker' herkend door:
87 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.