bolwerk

Nederlands

[1] bolwerk
Uitspraak
Woordafbreking
  • bol·werk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord bolwerk bolwerken
verkleinwoord bolwerkje bolwerkjes

Zelfstandig naamwoord

bolwerk o

  1. uitstekend gedeelte van een bastion of vesting
  2. versterking, hetgeen ter versteviging dient
  3. (figuurlijk), (pejoratief) plaats waar een organisatie of groep sterk staat
    Dat is een bolwerk van fascisten.
    → verwijst naar een plaats waar fascisten verzamelen of waar zij talrijk zijn
Hyponiemen
  • krakersbolwerk, machtsbolwerk, maffiabolwerk, mannenbolwerk, verdedigingsbolwerk, voetbalbolwerk
Afgeleide begrippen
  • bolwerking, bolwerksgracht, bolwerkshoek, bolwerksoor, bolwerkstoren
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
bolwerken

bolwerk

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bolwerken
    • Ik bolwerk. 
  2. gebiedende wijs van bolwerken
    • Bolwerk! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bolwerken
    • Bolwerk je? 

Gangbaarheid

  • Het woord bolwerk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.