bolwerken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bol·wer·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘klaarspelen’ voor het eerst aangetroffen in 1806 [1]

Werkwoord

bolwerken

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bolwerken
bolwerkte
gebolwerkt
zwak -t volledig
  1. (van een taak) kunnen uitvoeren
    • - Hij kon zijn werk door alle uitbreidingen niet meer bolwerken. 
    • - Kun je het allemaal nog wel bolwerken'? vroeg de man aan zijn overwerkte vrouw. 

Zelfstandig naamwoord

bolwerken mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord bolwerk

Gangbaarheid

  • Het woord bolwerken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.