bolt

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bolt

Werkwoord

vervoeging van
bollen

bolt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bollen
    • Jij bolt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van bollen
    • Hij bolt. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van bollen
    • Bolt! 


Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈbʌlˀd /
Woordafbreking
  • bolt
Woordherkomst en -opbouw
  • Ontleent aan het Nederduits
Naar frequentie 7961

Werkwoord

bolt

  1. gebiedende wijs van bolte
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bolt     bolten     bolte     bolterne  
genitief   bolts     boltens     boltes     bolternes  

Zelfstandig naamwoord

bolt

  1. (techniek) bout, schroefbout
Synoniemen
  • maskinskrue
Hyponiemen
  • skrue
Afgeleide begrippen
  • bolte
  • boltsaks
  • jernbolt
  • pinbolt
Verwante begrippen
  • skrue


Hongaars

Uitspraak
  • IPA: /ˈbolt/

Zelfstandig naamwoord

bolt

  1. winkel


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / bɔlt /
Woordafbreking
  • bolt
Woordherkomst en -opbouw
  • Zelfstandig naamwoord [1-2]: afkomstig van het Nederduitse woord "bolte"
  • Zelfstandig naamwoord [2]: verkorting van het Noorse zelfstandige naamwoord loddebolt
Naar frequentie 6069

Werkwoord

bolt

  1. voltooid deelwoord van bole
Schrijfwijzen
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bolt     bolten     bolter     boltene  
genitief   bolts     boltens     bolters     boltenes  

Zelfstandig naamwoord

bolt

  1. (techniek) bout, schroef, schroefbout
  2. (gereedschap), (verkorting) bout, soldeerapparaat, soldeerbout, soldeerijzer
Synoniemen
  • [2]: loddebolt
Hyperoniemen
  • [1]: jernstang
Hyponiemen
  • [1]: skrue
Afgeleide begrippen
  • [1]: aluminiumsbolt
  • [1]: blindbolt
  • [1]: bolte
  • [1]: boltehode
  • [1]: boltehol
  • [1]: boltehull
  • [1]: boltekutter
  • [1]: boltepistol
  • [1]: boltesaks
  • [1]: boltetang
  • [1]: bolting
  • [1]: boltjern
  • [1]: boltring
  • [1]: boltskrue
  • [1]: boltskruve
  • [1]: ekspansjonsbolt
  • [1]: festebolt
  • [1]: flybolt
  • [1]: gjengebolt
  • [1]: holdebolt
  • [1]: innfestingsbolt
  • [1]: innfestningsbolt
  • [1]: kingbolt
  • [1]: likbolt
  • [1]: stoppebolt
  • [1]: strekkbolt
  • [1]: utgangsbolt


Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / bɔlt /
Woordafbreking
  • bolt
Woordherkomst en -opbouw
  • Zelfstandig naamwoord [1-2]: afkomstig van het Nederduitse woord "bolte"
  • Zelfstandig naamwoord [4]: verkorting van het Nynorske zelfstandige naamwoord loddebolt
  • Zelfstandig naamwoord [5]: verkorting van het Nynorske zelfstandige naamwoord strykebolt

Werkwoord

bolt

  1. gebiedende wijs van bolte
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   bolt     bolten     boltar     boltane  

Zelfstandig naamwoord

bolt

  1. (techniek) bout, schroef, schroefbout
  2. een ijzeren staaf (om een raam of deur te sluiten)
  3. voetketen (bij gevangenen)
  4. (gereedschap), (verkorting) bout, soldeerapparaat, soldeerbout, soldeerijzer
  5. (geschiedenis), (verkorting) strijkijzer
  6. (figuurlijk) gebruikt in de uitdrukking: slå ein bolt (= opscheppen)
Synoniemen
  • [1]: bygningsskrue
  • [1]: skrue
  • [4]: loddebolt
  • [5]: strykebolt
Hyperoniemen
  • [1-3]: jernstong
Hyponiemen
  • [1]: skrue
Afgeleide begrippen
  • [1]: boltepistol
  • [1]: boltetong
  • [1]: kingbolt
  • [1]: svingbolt
Uitdrukkingen en gezegden
  • [3]: leggje i bolt og jern
in kluisters slaan
kluisteren
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.