bioloog

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  bioloog    (hulp, bestand)
  • IPA:
    • (Noord-Nederland): /ˌbioˈloχ/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˌbioˈlox/
Woordafbreking
  • bio·loog
Woordherkomst en -opbouw
  • met het voorvoegsel bio- en met het achtervoegsel -loog
enkelvoud meervoud
naamwoord bioloog biologen
verkleinwoord bioloogje bioloogjes

Zelfstandig naamwoord

bioloog m

  1. (biologie) (beroep) een wetenschapper die de biologie beoefent
    • De vijf biologen werken nog door aan hun onderzoek naar de werking van het enzym. 
Hyperoniemen
Hyponiemen
  • agrobioloog
  • amfibioloog
  • celbioloog
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord bioloog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.