binder

Niet te verwarren met: Binder

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bin·der
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van binden met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord binder binders
verkleinwoord bindertje bindertjes

Zelfstandig naamwoord

binder m

  1. (beroep) afkorting voor boekbinder
  2. iemand of iets die of dat bindt
  3. machine voor het binden van schoven graan
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord binder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Deens

Woordafbreking
  • bin·der

Werkwoord

binder

  1. tegenwoordige tijd van binde
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.