bewapenen
Nederlands
Kanon waarmee de stelling van Amsterdam werd bewapent
Woordafbreking
- be·wa·pe·nen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bewapenen |
bewapende |
bewapend |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
bewapenen
- overgankelijk iets of iemand van wapens voorzien
- De opstandelingen werden door het buurland bewapend.
- Door de dreiging werden de forten weer bewapend.
- wederkerend zich ~: wapens uit hun opslag halen en gaan dragen
- De politie bewapende zich met zwaarder materieel om aan de bendeoorlog een einde te kunnen maken.
- Door de internationale spanningen gingen de verschillende landen zich weer bewapenen.
Vertalingen
1. iemand van wapens voorzien
Gangbaarheid
- Het woord bewapenen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'bewapenen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.