beurt

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  beurt    (hulp, bestand)
  • IPA: /bøːrt/
Woordafbreking
  • beurt
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘geregelde volgorde’ voor het eerst aangetroffen in 1445 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord beurt beurten
verkleinwoord beurtje beurtjes

Zelfstandig naamwoord

beurt v/m

  1. een gelegenheid of opdracht die bij afwisseling aan één persoon uit meerdere gegeven wordt
    • De spelregels zeggen dat je dan je beurt moet overslaan. 
    • Wacht even, je moet wel op je beurt wachten. 
  1. om de beurt: eerst A dan B en dan weer A enzovoorts
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord beurt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
beuren

beurt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beuren
    • Jij beurt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van beuren
    • Hij beurt. 
  3. verouderde gebiedende wijs meervoud van beuren
    • Beurt! 

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.