toerbeurt
Nederlands
Woordafbreking
- toer·beurt
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van toer zn en beurt zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toerbeurt | toerbeurten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
toerbeurt v/m [1]
- volgens een vastgestelde volgorde aan de beurt zijn
- Elke week in die vijftien kerken de eucharistie opdragen lukt niet, ook al springt een gepensioneerde priester bij. Dus gaat het bij toerbeurt.’[2]
- De pasfoto's worden bij toerbeurt gemaakt door de fotografen in Oldenzaal. De kosten daarvan komen voor rekening van de bewoners. Vijf dagen na het bezoek wordt het nieuwe reisdocument ter plekke uitgereikt aan de aanvrager.[3]
- Zowat alle landelijke kopstukken melden zich dezer dagen bij toerbeurt in Friesland.[4]
Uitdrukkingen en gezegden
- op zijn toerbeurt
op de beurt
- bij toerbeurt
op de beurt
Gangbaarheid
- Het woord toerbeurt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'toerbeurt' herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 4 DECEMBER 2017
- Tubantia 06-NOVEMBER-2017
- Volkskrant Ariejan Korteweg 18 november 2017,
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.