beuken
Nederlands
Woordafbreking
- beu·ken
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘hard slaan’ voor het eerst aangetroffen in 1406 [1]
- Afgeleid van beuk met het achtervoegsel -en [2]
stellend | |
---|---|
onverbogen | (alleen attributief) |
verbogen | beuken |
Bijvoeglijk naamwoord
beuken
- hout van de beuk, een Europese hardhoutboom
- In het huis ligt een massief beuken parketvloer.
Vertalingen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beuken |
beukte |
gebeukt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
beuken
- inergatief ergens fors op slaan
- Plots werd er op de deur gebeukt.
- De woeste zee beukt tegen de steile rotswand.
Hyponiemen
- inbeuken, openbeuken
Uitdrukkingen en gezegden
- er op los beuken
- murw gebeukt
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord beuken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beuken' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.