beschutten
Nederlands
Woordafbreking
- be·schut·ten
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘beschermen’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
- afgeleid van schutten met het voorvoegsel be- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
beschutten |
beschutte |
beschut |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
beschutten
- overgankelijk beschermen, met name tegen weer en wind
- De hoge bomen en de heg ertussen beschutten het huis tegen de gure wind.
Verwante begrippen
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
beschutten |
beschutten
- meervoud verleden tijd van beschutten
- Wij beschutten.
- Jullie beschutten.
- Zij beschutten.
- Wij beschutten.
Gangbaarheid
- Het woord beschutten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beschutten' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.