schutten
Nederlands
Woordafbreking
- schut·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schutten |
schutte |
geschut |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
schutten
- overgankelijk (scheepvaart) een schip door een sluis doen passeren
- Het schip moest nog tweemaal geschut worden voordat we het meer bereikten.
- overgankelijk in een kooi of achter een omheining bergen
- overgankelijk beschermen tegen bijvoorbeeld de weersgesteldheden
Verwante begrippen
- [1] sluis, sluishoofd
Hyponiemen
- [1] afschutten, beschutten, omschutten, opschutten, uitschutten, verschutten
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Alle havens schutten wind.
Iedereen heeft wel baat van iets dat ook jou nut.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schutten |
schutten
- meervoud verleden tijd van schutten
- Wij schutten.
- Jullie schutten.
- Zij schutten.
- Wij schutten.
Gangbaarheid
- Het woord schutten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schutten' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.