beschuldiging
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: beschuldiging (hulp, bestand)
- IPA:
- (Noord-Nederland): /bə.ˈsχʏɫ.də.χɪŋ/
- (Vlaanderen, Brabant): /bə.ˈsxʏɫ.də.ɣɪŋ/
- (Limburg): /bə.ˈsxʏl.di.ɣɪŋ/
Woordafbreking
- be·schul·di·ging
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van beschuldigen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | beschuldiging | beschuldigingen |
verkleinwoord | beschuldigingetje | beschuldigingetjes |
Zelfstandig naamwoord
beschuldiging v
- het aangeven dat iemand iets moreel of gerechtelijk verkeerds heeft gedaan
- Een beschuldiging van het plegen van een misdrijf.
Vertalingen
1. het aangeven dat iemand iets moreel of gerechtelijk verkeerds heeft gedaan
Gangbaarheid
- Het woord beschuldiging staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'beschuldiging' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.