benaderen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • be·na·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
benaderen
benaderde
benaderd
zwak -d volledig

Werkwoord

benaderen

  1. overgankelijk naartoe gaan en aanspreken
    • De verlegen jongen durfde het mooie meisje niet te benaderen. 
  1. overgankelijk aanpakken
    • De meester benaderde het probleem vanaf een onverwachte hoek. 
  1. overgankelijk bijna bereikt hebben
  1. overgankelijk (wiskunde) geen exacte berekening maar een bepaling
    • Door een lijn te trekken benaderde hij de richtingscoëfficiënt. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1]: iemand vol ontzag benaderen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord benaderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.