benaderen
Nederlands
Woordafbreking
- be·na·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
benaderen |
benaderde |
benaderd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
benaderen
- overgankelijk naartoe gaan en aanspreken
- De meester benaderde het probleem vanaf een onverwachte hoek.
- overgankelijk bijna bereikt hebben
- De temperatuur van de oven benaderde de 200 graden.
- overgankelijk (wiskunde) geen exacte berekening maar een bepaling
- Door een lijn te trekken benaderde hij de richtingscoëfficiënt.
Uitdrukkingen en gezegden
- [1]: iemand vol ontzag benaderen
Vertalingen
1. naartoe gaan en aanspreken
4. geen exacte berekening maar een bepaling
iemand vol ontzag benaderen
|
Gangbaarheid
- Het woord benaderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'benaderen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.