verlegen
Nederlands
Woordafbreking
- ver·le·gen
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bedeesd’ voor het eerst aangetroffen in 1704 [1]
- vervoeging van verliggen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling i-e (IPAː /ɪ/ - /e/) [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | verlegen | verlegener | verlegenst |
verbogen | verlegenste | ||
partitief | verlegens | verlegeners | - |
Bijvoeglijk naamwoord
verlegen
- onzeker tegenover anderen
- Waarom ben jij toch zo'n verlegen jongen? Dat is toch helemaal niet nodig.
Hyponiemen
- handverlegen, mondverlegen
Afgeleide begrippen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
- bevangen, geremd, geïntimideerd, timide
- angstvallig, bedeesd, beschroomd, schroomvallig, schuchter
Vertalingen
1.
Verwijzingen
Gangbaarheid
- Het woord verlegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'verlegen' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.