verlegen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·le·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bedeesd’ voor het eerst aangetroffen in 1704 [1]
  • vervoeging van verliggen: de stam met de uitgang -en, zonder ge- vanwege voorvoegsel (is gelijk aan de onbepaalde wijs) maar met een klinkerwisseling i-e (IPAː /ɪ/ - /e/) [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen verlegenverlegenerverlegenst
verbogen verlegenste
partitief verlegensverlegeners-

Bijvoeglijk naamwoord

verlegen

  1. onzeker tegenover anderen
    • Waarom ben jij toch zo'n verlegen jongen? Dat is toch helemaal niet nodig. 
Hyponiemen
  • handverlegen, mondverlegen
Afgeleide begrippen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Verwijzingen

Werkwoord

vervoeging van
verliggen

verlegen

  1. voltooid deelwoord van verliggen

Gangbaarheid

  • Het woord verlegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.