banketbakker
Nederlands
Woordafbreking
- ban·ket·bak·ker
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van banket zn en bakker zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | banketbakker | banketbakkers |
verkleinwoord | banketbakkertje | banketbakkertjes |
Zelfstandig naamwoord
banketbakker m
- (beroep) een bakker die voornamelijk taarten, klein gebak en chocolade maakt
- De banketbakker verdiende veel geld in de stad.
Vertalingen
1. een bakker die voornamelijk taarten, klein gebak en chocolade maakt
Gangbaarheid
- Het woord banketbakker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'banketbakker' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Nedersaksisch
Zelfstandig naamwoord
banketbakker
- (beroep) banketbakker; een bakker die voornamelijk taarten, klein gebak en chocolade maakt
Veluws
Zelfstandig naamwoord
banketbakker
- (beroep) banketbakker; een bakker die voornamelijk taarten, klein gebak en chocolade maakt
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.