bangig

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ban·gig
Woordherkomst en -opbouw
  • afleiding van bang met het achtervoegsel -ig
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen bangigbangigerbangigst
verbogen bangigebangigerebangigste
partitief bangigsbangigers-

Bijvoeglijk naamwoord

bangig [1]

  1. op een bevreesde manier
    • Ten eerste vechten de ministers in de Trêveszaal helemaal nergens voor, maar zitten ze bangig te sms'en met Geert Wilders om nederig te vragen of hij akkoord is met hun voorstelletjes. [2] 
    • Als we toch kinderboeken op de kop gaan zetten op zoek naar storende elementen, heb ik nog wel wat andere suggesties dan Pippi in de ban doen. Neem haar vriendinnetje Annika, een vreemde vergissing van schrijfster Astrid Lindgren, want zij loopt de hele tijd bangig te mekkeren als Tommy en Pippi leuke woeste plannen hebben. Ook de moeder van Annika en Tommy is een overbezorgde zeurpiet, je bent allang blij dat Pippi af en toe een paard optilt om het wankelmoedige vrouwbeeld nog een beetje op te krikken. [3] 
Synoniemen
Verwante begrippen
  • bangigheid

Gangbaarheid

  • Het woord bangig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
25 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.