baggrund

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /ˈbɑwˌgʁɔnˀ/
Woordafbreking
  • bag·grund
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van de Deense woorden bag en grund
[A] enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   baggrund     baggrunden     baggrunde     baggrundene  
genitief   baggrunds     baggrundens     baggrundes     baggrundenes  

Zelfstandig naamwoord

baggrund, g

  1. achtergrond (gebied achter iets of iemand)
  2. achtergrond, fond, ondergrond
  3. achtergrond, basis, context, fundament, grondslag
  4. achtergrond, kenmerk, wortels (van een persoon)
  1. «Manden har pakistansk baggrund
    De man heeft een Pakistaanse achtergrond.
Antoniemen
  • [1-2]: forgrond
  • [1-2]: mellemgrund
Afgeleide begrippen
  • [3]: baggrundshistorie
[B] enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   baggrund     baggrunden     -     -  
genitief   baggrunds     baggrundens     -     -  

Zelfstandig naamwoord

baggrund, g

  1. een onbeduidende of niet erg goed zichtbare plaats
Antoniemen
  • [1]: forgrond
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.