badkamer

Een badkamer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bad·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord badkamer badkamers
verkleinwoord badkamertje badkamertjes

Zelfstandig naamwoord

badkamer v/m

  1. een vertrek waar men zich kan wassen en verzorgen
    • De badkamer werd opnieuw ingericht. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord badkamer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.