badkamer
Nederlands
Woordafbreking
- bad·ka·mer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van bad en kamer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | badkamer | badkamers |
verkleinwoord | badkamertje | badkamertjes |
Zelfstandig naamwoord
badkamer v/m
- een vertrek waar men zich kan wassen en verzorgen
- De badkamer werd opnieuw ingericht.
Afgeleide begrippen
- badkamerdeur, badkamerkast, badkamermeubel, badkamerspiegel, badkamertegel, badkamerventilator, badkamerverf, badkamervloer
Vertalingen
1. een vertrek waar men zich kan wassen en verzorgen
Gangbaarheid
- Het woord badkamer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'badkamer' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.