babbelen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • bab·be·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘praten’ voor het eerst aangetroffen in 1784 [1]
  • Een frequentatieve vorm van het verouderde babben (kinderlijk praten)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
babbelen
babbelde
gebabbeld
zwak -d volledig

Werkwoord

babbelen

  1. inergatief gezellig praten over zaken van weinig belang
    • Vrolijk babbelend liepen zij te winkelen. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord babbelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.