autisme

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·tis·me
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘op zichzelf gericht zijn’ voor het eerst aangetroffen in 1919 [1]
  • Afgeleid van het Griekse αυτός (zelf) met het achtervoegsel -isme.
enkelvoud meervoud
naamwoord autisme autismen, autismes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

autisme o

  1. (psychologie) een ontwikkelingsstoornis in de hersenen, zich bij personen uitend in een moeilijk contact maken met de omgeving
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord autisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Frans

enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  autisme     l'autisme     autismes     les autismes  

Zelfstandig naamwoord

autisme m

  1. autisme
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.