autisme
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: autisme (hulp, bestand)
- IPA: / ɑuˈtɪsmə /
- (Nederland) ʌuˈtɪsmə
- (Vlaanderen) ʌˈtɪsmə
Woordafbreking
- au·tis·me
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘op zichzelf gericht zijn’ voor het eerst aangetroffen in 1919 [1]
- Afgeleid van het Griekse αυτός (zelf) met het achtervoegsel -isme.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | autisme | autismen, autismes |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
autisme o
- (psychologie) een ontwikkelingsstoornis in de hersenen, zich bij personen uitend in een moeilijk contact maken met de omgeving
Afgeleide begrippen
- autismespectrum, autismestoornis, autismetest, autismeverschijnsel
Vertalingen
1. ontwikkelingsstoornis
Gangbaarheid
- Het woord autisme staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'autisme' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Frans
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
zonder lidwoord | met lidwoord | zonder lidwoord | met lidwoord |
autisme | l'autisme | autismes | les autismes |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.