omgeving

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·ge·ving
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘kring waarin men zich begeeft’ voor het eerst aangetroffen in 1825 [1]
  • Naamwoord van handeling van omgeven met het achtervoegsel -ing [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord omgeving omgevingen
verkleinwoord omgevinkje omgevinkjes

Zelfstandig naamwoord

omgeving v

  1. de nabijheid
    • Wij bevinden ons in de omgeving van Amstelveen. 
    • Tot nu toe werd de invloed van zwarte gaten alleen indirect gezien: door de straling die ze uitstoten wanneer ze te rommelig het materiaal in hun omgeving verorberen. [3] 
  1. een personenkring waarin iemand zich bevindt
    • Ik bevind me in een vertrouwde omgeving. 
    • Ook voerde ze aan dat kinderen hersenschade oplopen als ze uit hun omgeving worden weggehaald, zo bleek eerder uit onderzoek door deskundigen. [4] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord omgeving staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.