aspirine
Nederlands
Woordafbreking
- as·pi·ri·ne
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘acetylsalicylzuur’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1910 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aspirine | aspirines |
verkleinwoord | aspirientje | aspirientjes |
Zelfstandig naamwoord
aspirine v/m
- (medisch), (farmacologie) een middel tegen allerlei kwalen met als werkzame stof acetylsalicylzuur
- We gebruiken tegenwoordig vaker paracetamol in plaats van aspirine bij pijn en koorts.
Vertalingen
1. een middel tegen allerlei kwalen met als werkzame stof acetylsalicylzuur
Gangbaarheid
- Het woord aspirine staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aspirine' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.