aspirine

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • as·pi·ri·ne
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘acetylsalicylzuur’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1910 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord aspirine aspirines
verkleinwoord aspirientje aspirientjes

Zelfstandig naamwoord

aspirine v/m

  1. (medisch), (farmacologie) een middel tegen allerlei kwalen met als werkzame stof acetylsalicylzuur
    • We gebruiken tegenwoordig vaker paracetamol in plaats van aspirine bij pijn en koorts. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aspirine staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen


Turks

Woordafbreking
  • as·pi·ri·ne

Zelfstandig naamwoord

aspirine

  1. datief enkelvoud van aspirin
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.