armband

Nederlands

Armband
Uitspraak
Woordafbreking
  • arm·band
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord armband armbanden
verkleinwoord armbandje armbandjes

Zelfstandig naamwoord

armband m

  1. een sierraad of merkteken dat om de pols of arm gedragen wordt
    • Zij had een prachtig gouden armbandje om haar rechterpols. 
    • In het ziekenhuis draagt iedere patiënt een armbandje met zijn naam erop. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • armbanduurwerk
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord armband staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.