afzonderen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  afzonderen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑfˌsɔnd(ə)rən/
Woordafbreking
  • af·zon·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afzonderen
zonderde af
afgezonderd
zwak -d volledig

Werkwoord

afzonderen

  1. wederkerend zich ~ zichzelf uit de groep halen
    • De man wilde zich graag afzonderen toen hij met die groep wildebrassen op stap ging. 
  1. overgankelijk afscheiden, scheiden
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afzonderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.