afzonderen
Nederlands
Woordafbreking
- af·zon·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en zonderen ww (verouderd) [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afzonderen |
zonderde af |
afgezonderd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
afzonderen
- wederkerend zich ~ zichzelf uit de groep halen
- De man wilde zich graag afzonderen toen hij met die groep wildebrassen op stap ging.
- overgankelijk afscheiden, scheiden
Vertalingen
2. afscheiden
Gangbaarheid
- Het woord afzonderen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afzonderen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.