afwisselen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·wis·se·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afwisselen
wisselde af
afgewisseld
zwak -d volledig

Werkwoord

afwisselen

  1. inergatief om en om plaatsvinden
    • Zonnige perioden wisselden af met lichte buien. 
  1. overgankelijk twee of meer zaken om en om laten plaatsvinden
    • We kunnen ook de vokale en instrumentale stukken afwisselen. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord afwisselen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.