afvoer

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·voer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afvoer afvoeren
verkleinwoord afvoertje afvoertjes

Zelfstandig naamwoord

afvoer m [2]

  1. vervoer naar elders
    • De afvoer van goederen was belemmerd door de opgebroken weg. 
  1. (techniek) leiding waardoor vloeistof, gas of stroom afgevoerd wordt
    • De afvoer van de wasbak was verstopt. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • balkonafvoer
  • bloedafvoer
  • condensafvoer
  • gootsteenafvoer
  • hemelwaterafvoer
  • houtafvoer
  • luchtafvoer
  • mestafvoer
  • piekafvoer
  • regenwaterafvoer
  • rivierafvoer
  • rookafvoer
  • rookgasafvoer
  • slibafvoer
  • spoorafvoer
  • stoomafvoer
  • traanafvoer
  • vochtafvoer
  • vuilafvoer
  • warmteafvoer
  • waterafvoer
  • zandafvoer
Afgeleide begrippen
  • afvoeraansluitpunt
  • afvoerbank
  • afvoerbekken
  • afvoerbuis
  • afvoercapaciteit
  • afvoerder
  • afvoerdienst
  • afvoergang
  • afvoergas
  • afvoergat
  • afvoergemaal
  • afvoergeul
  • afvoergolf
  • afvoergoot
  • afvoergreppel
  • afvoerhoogte
  • afvoering
  • afvoerkanaal
  • afvoerkast
  • afvoerklep
  • afvoerkoker
  • afvoerkosten
  • afvoerkraan
  • afvoerleiding
  • afvoerlucht
  • afvoermeting
  • afvoeropening
  • afvoerpijp
  • afvoerplug
  • afvoerpomp
  • afvoerprop
  • afvoerpunt
  • afvoerput
  • afvoerregime
  • afvoerriool
  • afvoerrol
  • afvoerrooster
  • afvoerroute
  • afvoerslang
  • afvoersloot
  • afvoersluis
  • afvoersok
  • afvoerspier
  • afvoerstift
  • afvoersysteem
  • afvoertroepen
  • afvoervaartuig
  • afvoervermogen
  • afvoerwater
  • afvoerweg
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
afvoeren

afvoer

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afvoeren
    • ... dat ik afvoer. 
vervoeging van
afvaren

afvoer

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afvaren
    • ... dat ik afvoer. 
    • ... dat jij afvoer. 
    • ... dat hij, zij, het afvoer. 

Gangbaarheid

  • Het woord afvoer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.