afvoeren
Nederlands
Woordafbreking
- af·voe·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en voeren ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afvoeren |
voerde af |
afgevoerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
afvoeren
- overgankelijk verwijderend wegleiden
- De gevangenen werden afgevoerd naar het kamp.
- Het opruimen van de ravage gaat volgens de terreinbeheerder nog wel een week of zes duren. Daarbij worden niet alleen de gevelde bomen en takken in stukken gezaagd en afgevoerd. [1]
Afgeleide begrippen
- afvoerbank, afvoerbuis, afvoergeul, afvoerkanaal, afvoerpijp, afvoerplug, afvoerput, afvoerrol
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afvaren |
afvoeren
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afvaren
- ...dat wij afvoeren.
- ...dat jullie afvoeren.
- ...dat zij afvoeren.
- ...dat wij afvoeren.
Gangbaarheid
- Het woord afvoeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afvoeren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.