aftrek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·trek
enkelvoud meervoud
naamwoord aftrek aftrekken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

aftrek m

  1. een bedrag dat ergens afgetrokken wordt
    • U krijgt uw gehele borg terug behalve de aftrek voor de schoonmaakkosten. 
  1. het in getal verminderen van iets
    • Voor de aftrek van studiekosten geldt een drempel. 
  1. in trek zijn, populair zijn, van dingen die worden aangeboden, verkocht
    • De zelfgemaakte koekjes vonden gretig aftrek. 
  1. de actie van het iets verminderen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
aftrekken

aftrek

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aftrekken
    • ... dat ik aftrek. 

Gangbaarheid

  • Het woord aftrek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.