afleren
Nederlands
Woordafbreking
- af·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en leren ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afleren |
leerde af |
afgeleerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
afleren
- overgankelijk leren iets niet langer te doen of een fout in het geleerde te verbeteren
- Hem werd het spijbelen op hardhandige wijze voorgoed afgeleerd.
Vertalingen
1. leren iets niet langer te doen of een fout in het geleerde te verbeteren
Gangbaarheid
- Het woord afleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'afleren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.