aanleren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  aanleren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈanˌlerə(n)/
Woordafbreking
  • aan·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aanleren
leerde aan
aangeleerd
zwak -d volledig

Werkwoord

aanleren

  1. door leren een vaardigheid verwerven
Afgeleide begrippen
  • aanleerster
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord aanleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.