affectatie
Nederlands
Woordafbreking
- af·fec·ta·tie
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘gemaaktheid’ voor het eerst aangetroffen in 1699 [1]
- Via het Franse affectation en het Latijnse affectationem van affectatio [2]
- Naamwoord van handeling van affecteren met het achtervoegsel -atie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | affectatie | affectaties |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
affectatie v
- een schijnbare gemoedsgesteldheid die niet met de werkelijkheid overeenstemt, gemaaktheid
- Zijn uitspraak is vrij van affectatie.
- (economie) de verdeling door de overheid van de omzetbelasting over verschillende gewesten, gemeenschappen of lidstaten
- Affectatie aan de Gewesten.
- (meestal gebruikt in België) het toewijzen van een baan
- Nieuwe affectatie in het gemeenschapsonderwijs.
Synoniemen
- [1] geaffecteerdheid, gekunsteldheid, gemaaktheid
- [3] aanstelling, benoeming
Vertalingen
1. een schijnbare gemoedsgesteldheid die niet met de werkelijkheid overeenstemt
2. de verdeling door de overheid van de omzetbelasting over verschillende gewesten, gemeenschappen of lidstaten
Gangbaarheid
- Het woord affectatie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'affectatie' herkend door:
58 % | van de Nederlanders; |
63 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.