actueel
Nederlands
Woordafbreking
- ac·tu·eel
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘op het ogenblik bestaand’ voor het eerst aangetroffen in 1535 [1]
- afgeleid van het Latijnse actualis (werkzaam) met het achtervoegsel -eel
- afgeleid van het Franse actuel (‘werkelijk, huidig) (met het achtervoegsel -eel) [2] [3]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | actueel | actueler | actueelst |
verbogen | actuele | actuelere | actueelste |
partitief | actueels | actuelers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
actueel [4]
- dat wat op dit moment bestaat of van kracht is
- Wat is de actuele stand in de voetbalcompetitie?
- dat wat nu aan de orde is, wat van belang is op dit moment
- In het journaal worden alleen actuele onderwerpen behandeld.
Afgeleide begrippen
- actualist, actualiteit
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord actueel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'actueel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.