actualiteit
Nederlands
Woordafbreking
- ac·tu·a·li·teit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘onderwerp van de dag’ voor het eerst aangetroffen in 1754 [1]
- Van het Franse actualité met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | actualiteit | actualiteiten |
verkleinwoord | actualiteitje | actualiteitjes |
Zelfstandig naamwoord
actualiteit v
- datgene wat momenteel sterk in de belangstelling staat
- Dit programma houdt zich voornamelijk met actualiteiten bezig.
- De oorlog in de Oekraïne is nu weer uit de actualiteiten verdwenen.
Afgeleide begrippen
- actualiteitenprogramma, actualiteitenrubriek, actualiteitenshow, actualiteitenzender, actualiteitsboek, actualiteitswaarde
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord actualiteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'actualiteit' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.