activa

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·ti·va
Woordherkomst en -opbouw
  • waarde van een boedel [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord - activa
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

activa mv

  1. (boekhouding) (economie) de in geld uitgedrukte waarde die het geheel aan bezittingen van een onderneming vertegenwoordigt
Antoniemen
  1. passiva

Zelfstandig naamwoord

activa mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord activum
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord activa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Frans

Werkwoord

vervoeging van
activer

activa

  1. derde persoon enkelvoud verleden tijd (passé simple) van activer

Roemeens

Uitspraak
  • IPA: /akti'va/
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

activa

  1. activeren

Spaans

Bijvoeglijk naamwoord

activa

  1. vrouwelijk enkelvoud van activo

Werkwoord

vervoeging van
activar

activa

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van activar
  1. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van activar
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.