passiva
Nederlands
Woordafbreking
- pas·si·va
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘de te betalen bedragen’ voor het eerst aangetroffen in 1703 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | passiva | passiva |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
passiva o
- schulden die men te betalen heeft
Gangbaarheid
- Het woord passiva staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'passiva' herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.