passiva

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·si·va
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘de te betalen bedragen’ voor het eerst aangetroffen in 1703 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord passiva passiva
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

passiva o

  1. schulden die men te betalen heeft
Antoniemen

Zelfstandig naamwoord

passiva mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord passief

Meer informatie

Gangbaarheid

  • Het woord passiva staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
89 %van de Nederlanders;
89 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.