aardbei
![](../I/m/StrawberryWatercolor.jpg)
Aardbeien
![](../I/m/Glace_%C3%A0_la_fraise_dans_une_coupelle.jpg)
ijs met aarbeismaak
Nederlands
Woordafbreking
- aard·bei
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vrucht’ voor het eerst aangetroffen in 1597 [1]
- samenstelling van aard, (van aarde) en 'bei' (bes) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aardbei | aardbeien |
verkleinwoord | aardbeitje | aardbeitjes |
Zelfstandig naamwoord
aardbei v/m
- (plantkunde) Fragaria x ananassa
elk der planten die tot het geslacht Fragaria behoren - (fruit) eetbare vrucht van die plant
- Beschuit met aardbeien is mijn lievelingsontbijt.
- met de smaak van aardbeien
- Wat voor limonade wilt u? Doe mij maar aardbei.
Verwante begrippen
- gekweekte aardbei, tuinaardbei
Hyponiemen
- bosaardbei, schijnaardbei, wateraardbei
Afgeleide begrippen
Vertalingen
2. eetbare vrucht van die plant
|
|
Gangbaarheid
- Het woord aardbei staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aardbei' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Meer informatie
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.