versieren
Nederlands
Woordafbreking
- ver·sie·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘tooien’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
- afgeleid van sieren met het voorvoegsel ver-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
versieren |
versierde |
versierd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
versieren
- overgankelijk iets meer aantrekkelijk of mooier maken
- Zij versieren de huiskamer voor de verjaardag van hun zoontje.
- overgankelijk langs (veelal officieuze) weg regelen
- Hij wist nog mooie plekken voor het concert te versieren.
- overgankelijk verleiden
- Hij probeerde een collega te versieren.
Vertalingen
1. iets meer aantrekkelijk of mooier maken
3. verleiden
Gangbaarheid
- Het woord versieren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'versieren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.