aanhoren
Nederlands
Woordafbreking
- aan·ho·ren
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan vz en horen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanhoren |
hoorde aan |
aangehoord |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
aanhoren
- horen naar iemand, luisteren
- Mijn dochter kan best zingen maar haar gezang is niet om aan te horen.
- Je moet altijd je tegenstander met aandacht aanhoren, want daar kun je vaak wat nieuws van leren.
- horen aan
Spreekwoorden
- ten aanhoren van: zodat het gehoord wordt door
Vertalingen
1.horen naar iemand
Gangbaarheid
- Het woord aanhoren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanhoren' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.