entendre

Catalaans

stamtijd
tegenw.
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
entenc entenia entès
2e vervoeging volledig onregelmatig

Werkwoord

entendre

  1. verstaan, begrijpen


Frans

Uitspraak
  • Geluid:  entendre    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɑ̃tɑ̃dʁ/
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Latijnse "intendere" (intenderen, beogen)
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
entendre
/ɑ̃tɑ̃dʁ/
entendais
/ɑ̃tɑ̃dɛ/
entendu
/ɑ̃tɑ̃dy/
derde groep volledig

Werkwoord

entendre

  1. overgankelijk: horen, geluid waarnemen
  1. «Si vous écoutez bien, vous pouvez entendre un canard.»
    Als u goed luistert, kunt u een eend horen.
  2. overgankelijk: luisteren
  3. overgankelijk: verstaan, begrijpen
  4. overgankelijk: bedoelen, beogen, willen, iets van plan zijn
  5. wederkerend s' ~: elkaar begrijpen
  6. wederkerend s' ~: verstand hebben van
Afgeleide begrippen
  • malentendant
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • entendre raison
voor rede vatbaar zijn
  • faites comme vous l'entendez
doe het zoals u het beste lijkt
  • cela s'entend
dat spreekt vanzelf
  • ce qu'il faut entendre
het zal je maar gezegd worden
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.