aanbouwen
Nederlands
Woordafbreking
- aan·bou·wen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van aan vz en bouwen ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanbouwen |
bouwde aan |
aangebouwd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
aanbouwen
- overgankelijk ergens iets tegenaan bouwen
- Zij lieten bij hun huis een garage aanbouwen.
Vertalingen
1. ergens iets tegenaan bouwen
Gangbaarheid
- Het woord aanbouwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'aanbouwen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.