Schulmeeschder

Pennsylvania-Duits

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • Schul·meesch·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van de Pennsylvania-Duitse zelfstandige naamwoorden Schul en Meeschder
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Schulmeeschderder SchulmeeschderSchulmeeschderedie Schulmeeschdere
datief me Schulmeeschderem SchulmeeschderSchulmeeschderede Schulmeeschdere
accusatief en Schulmeeschderder SchulmeeschderSchulmeeschderedie Schulmeeschdere

Zelfstandig naamwoord

Schulmeeschder, m

  1. (onderwijs), (beroep) leerkracht, leraar, onderwijzer, schoolmeester (mannelijke vorm)
  1. «Um en guder Schulmeeschder zu sei, muss mer en Feier drin hawwe.»
    Om een goede schoolmeester te zijn, moet je een vuur in je hebben.
Afgeleide begrippen
  • Englischschulmeeschder (mannelijke vorm)
  • Englischschulmeeschderin (vrouwelijke vorm)
  • Schulmeeschderin (vrouwelijke vorm)
  • Hochdeitsch Schulmeeschder (mannelijke vorm)
  • Hochdeitsch Schulmeeschderin (vrouwelijke vorm)
Opmerkingen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.