Angsthase

Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈaŋsthaːzə/
Woordafbreking
  • Angst·ha·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van Angst en Hase.

Zelfstandig naamwoord

Angsthase m

  1. (spreektaal) angsthaas, bangerd, bangerik, bangebroek
  1. «Du bist aber ein Angsthase
    Wat ben jij toch een angsthaas!
Verbuiging
Synoniemen
  • [1] Hasenfuß, Hasenherz, Hosenkacker, Hosenscheißer, Pfeife
Verwante begrippen
  • [1] Feigling, Memme
Antoniemen
Hyperoniemen
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.