Trekdier
Een trekdier is een dier dat wordt gebruikt om lasten met behulp van voertuigen zoals een slee een kar of een wagen te verplaatsen. Trekdieren worden veel gebruikt in de bosbouw en in de landbouw. Men gebruikt een tuigage om het dier in staat te stellen de last te trekken.
Voorbeelden van dieren die door domesticatie als trekdier gebruikt kunnen worden zijn:
- het paard (voor mennen met koetsen of het beoefenen van de mensport)
- de os
- de hond (in Nederland niet meer toegestaan, behalve als sledehond)
- het rendier
- de kameel en de dromedaris.[1] De dromedaris werd in Noord-Afrika voor de ploeg gezet. Als telgangers hebben ze een ietwat zwalkende gang en zijn ze minder efficiënt en oncomfortabel voor wagens.
- de olifant, bijvoorbeeld om balken of bomen te verslepen
- de struisvogel (niet algemeen)
- de waterbuffel (wordt gebruikt voor de ploeg in rijstvelden)
- de zeboe
- de ezel
Bij de paardenrassen zijn in het bijzonder de koudbloedrassen geschikt als echte trekpaarden voor zwaar sleepwerk, zoals het Nederlands trekpaard, het Belgisch trekpaard, de Shire, de Percheron. Het Fries paard, het Groninger paard de Gelderlander, de Haflinger, de Fjord en de meeste andere warmbloedrassen zijn zeer geschikt om als tuigpaard voor karren en wagens gebruikt te worden.
Zie ook
- Olifant in de Eerste Wereldoorlog
- Struisvogel voor een renwagentje
- Waterbuffel in Japan
- Sledenhonden in IJsland
Referentie
- "'Tussen zand en slangen': de limes tripolitanus", nulnummer Momentum (uitgegeven door livius.org). Op p3 een reliëf van een ploegende dromedaris
This article is issued from
Wikipedia.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.