Belgisch trekpaard

Het Belgisch trekpaard, Brabants trekpaard of Brabander is een paardenras afkomstig uit België.

Belgisch trekpaard
Belgisch trekpaard
Basisinformatie
Andere namenBels, Brabants trekpaard, Brabander
Raskoudbloedras
Typetrekpaard
HerkomstHertogdom Brabant.
Ontstaan in11e eeuw
Gebruiklandbouw, bosbouw, vervoer
Eigenschappen
Stokmaattot ca. 170 cm
Hoevengroot
Behangzwaar
Karaktergeduldig
Fokkerij
Websitetrekpaard.be
Lijst van paardenrassen
Belgisch trekpaard

Geschiedenis

Tijdens de Romeinse bezetting van het gebied dat nu België is, werd het Belgisch trekpaard al vernoemd. Van de elfde tot de zestiende eeuw werd het trekpaard gebruikt als oorlogspaard in Brabant. Daarna werd het Belgisch trekpaard gebruikt om zware werktuigen te trekken op het platteland, in de mijnbouw, de bosbouw en in de haven. Ook trokken ze (post)koetsen, de paardentram en schepen.

In 1886 werd het stamboek van de "Sociëteit van het Belgisch Trekpaard" opgericht. In 1910 werden ongeveer 35.000 Belgische trekpaarden geëxporteerd vanuit België naar de Verenigde Staten, Canada, Rusland, Zweden, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Nederland en Italië om de daar aanwezige paarden te verbeteren, zoals de shire in Groot-Brittannië.

Na de Eerste Wereldoorlog was er een groot tekort aan paarden omdat de Duitsers de paarden hadden opgeëist voor het front.

Door de landbouwmechanisatie na de Tweede Wereldoorlog werd het trekpaard stilaan overbodig. In 1950 waren er nog ongeveer 200.000 trekpaarden in België. In 1980 waren er nog maar 6000 Belgische trekpaarden over. Een aantal fokkers ging zich inzetten om dit paardenras te behouden. In 2004 waren er ongeveer 12.000 Belgische trekpaarden. Ze worden tegenwoordig gebruikt om te mennen of te kweken.

Ook in het Nederlandse Zeeuws-Vlaanderen is dit ras vanouds geliefd als werkpaard en, sinds de tweede helft van de 20e eeuw, als hobbypaard. Hier worden ze vooral gebruikt voor het ringrijden, een folkloristische sport.

Veel van de paardenfokkerijen waren en zijn te vinden in het Pajottenland. In het centrum van Vollezele (Galmaarden) bevindt zich het Museum van het Belgisch Trekpaard en in de Pajotse dorpen Vollezele en Sint-Kwintens-Lennik (Lennik) staan standbeelden van Belgische trekpaarden.

Het Belgisch trekpaard, en de cultuur die hier mee verband houdt, werd erkend als immaterieel cultureel erfgoed.

Uiterlijk

Het Belgisch trekpaard heeft een schofthoogte van ongeveer 1,70 m. Het paard heeft een krachtige en gedrongen lichaamsbouw met een vrij klein hoofd en een korte, zware nek met een dubbele manenkam. De achterhand is goed ontwikkeld. De benen zijn kort en sterk met grote hoeven en zwaar 'behang' (beharing aan de kootgewrichten).

Het was gebruikelijk de staart van trekpaarden te couperen. Deze gewoonte is ontstaan omdat boeren vroeger op de akkers vaak vlak achter het paard naast de ploeg liepen en niet wilden dat het paard de leidsels met de staart vast tegen hun billen zouden klemmen en zo verdere besturing onmogelijk zouden maken. Sinds 2001 is deze praktijk zowel in Nederland als in België bij wet verboden. Wel worden bij keuringen nog steeds de manen ingevlochten.

Het Belgisch trekpaard komt voor in de vachtkleuren bruin, zwart, vos en schimmel. Het meest voorkomend is echter de kleurslag roan zoals bruinroan, zwartroan of vosroan.

Afbeeldingen

Mediabestanden die bij dit onderwerp horen, zijn te vinden op de pagina Belgian draft horse op Wikimedia Commons.
This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.