Stadsbuitengracht

De Stadsbuitengracht is de singel rond de oude binnenstad van de Nederlandse stad Utrecht. De Stadsbuitengracht is aangelegd in de twaalfde eeuw als verdedigingswerk van de stad. Op het noordwestelijke deel na, is de Stadsbuitengracht nog steeds intact. Qua waterwegen monden de Kromme Rijn en Vaartsche Rijn uit in het zuidelijke deel van de Stadsbuitengracht, de Utrechtse Vecht begint in het noordelijk deel. Langs de enkele kilometers lange gracht is (grotendeels) het Zocherpark gelegen.

Stadsbuitengracht (Catharijnesingel) ter hoogte van Sterrenburg. De groenzone wordt gevormd door het singelplantsoen/Zocherpark.
Locatie van de Stadsbuitengracht in Utrecht

De straten die aan de buitenzijde rond de Stadsbuitengracht lopen heten (vanaf het noorden met de klok mee) de Weerdsingel, Wittevrouwensingel, Maliesingel, Tolsteegsingel, Catharijnesingel en Daalsesingel.

Geschiedenis

De ligging van de Stadsbuitengracht rondom de stad Utrecht is duidelijk te zien op deze kaart uit 1649
Restant van de stadsmuur ter hoogte van het Lucasbolwerk.[1]
Zuidoostelijk deel van de Stadsbuitengracht met bolwerk Sonnenborgh.

Met de aanleg van de Stadsbuitengracht werd begonnen binnen enkele jaren nadat Utrecht in 1122 van keizer Hendrik V de stadsrechten bevestigd kreeg, waardoor Utrecht het recht kreeg een stadsmuur met een gracht om de stad aan te leggen. De bijna zes kilometer lange Stadsbuitengracht volgde aanvankelijk in het zuidelijk en zuidoostelijk deel van de stad de toenmalige loop van de Rijn.[2] Het deel van de Rijnbocht dat niet werd gebruikt voor de Stadsbuitengracht werd afgedamd. Het doel van de Stadsbuitengracht in de eerste eeuwen was enerzijds om het stadsgebied af te bakenen en anderzijds om in het geval van strijd als onderdeel in de verdediging te fungeren.

Muur en verdediging

De toegang over land tot de stad zou na de aanleg eeuwenlang via een van de vier met een brug uitgevoerde toegangen via stadspoorten gaan gebeuren; met de klok mee vanaf het noorden de Weerdpoort, Wittevrouwenpoort, Tolsteegpoorten en Catharijnepoort. In vijandelijke tijd vormde de gracht een verdedigingsgracht tijdens een aanval van buiten. Het verhinderde een vijand dan onder de stadsmuur te komen waardoor deze gedwongen werd een brug te bouwen of de gracht te dempen.

De stadsmuur was voorzien van meer dan 20 verdedingstorens, die door de Utrechtse gilden werden bemand. Het ging onder meer om de Torens de Beer (1537, tussen Weerdpoort en Plompetoren langs de Weerdsingel, gesloopt in 1828), de Bok (bijnaam van de Lauwerstoren bij de Weerdpoort aan de Weerdsingel/Oudegracht), de Hond (tussen Plompetoren en Wittevrouwenpoort, gesloopt voor Willemskazerne), de Leeuw (1537, bij de Noorderbrug langs de Weerdsingel, tussen Weerdpoort en Begijnebolwerk, gesloopt in 1828), de Vos (1537, tussen Plompetoren en Wolvenplein, gesloopt in 1843), de Wolf (hoek Wittevrouwensingel), het Paard (op de plaats van de vroegere Brouwerstoren bij de Koningstraat in Wijk C noord)[3], en de oudere torens de Smeetoren, Plompetoren en Bijlhouwerstoren.

Bij een poging van een vijand om de stadsverdediging te doorbreken kon deze vanaf de muur en torens worden bestookt. De vier locaties met de stadspoorten waren daarbij of voorzien van een voor- en hoofdpoort of voorzien van een groot poortcomplex. Alle vier waren tevens uitgevoerd met zware en zeer weerbare poortdeuren en de bruggedeeltes waren ophaalbaar of op andere wijze zodanig beweegbaar dat er geen directe toegang meer was. De gracht werd onderhouden, onder meer werd deze op diepte en breedte gehouden. In de wintertijd werd bij ijsvorming op de Stadsbuitengracht het ijs kapot geslagen om een eventuele vijand te verhinderen de stad zonder veel moeite te naderen.[4][5]

In de eerste eeuwen na de aanleg werd de Stadsbuitengracht ook voor andere doeleinden gebruikt. Ambachtslieden als bijvoorbeeld vollers en leerlooiers legden hun wol en huiden in de gracht. Daarbij werd de gracht gebruikt voor transporten over water, als loospunt voor de riolen en voor viskwekerijen.[6]

Keizer Karel V liet de verdedigingsgracht op een aantal plaatsen verleggen en versterken. Het belangrijkste bouwwerk bestond uit de bouw van de dwangburcht Vredenburg, die in 1532 werd voltooid. In eerste instantie liet hij vanaf 1536 een aantal rondelen bouwen. Enkele jaren later werden de rondelen naar Italiaans voorbeeld vervangen door bastions. Onder leiding van bouwmeester Willem van Noort werden van 1544 tot 1558 de bastions Morgenster (noordzijde) en Sterrenburg, Manenborgh en Sonnenborgh (zuidzijde) gebouwd. Kort na de aanleg van de bastions brak de Tachtigjarige Oorlog uit, die een verdere versterking van de stad noodzaakte. Daar kwam bij het het Vredenburg in 1576 door de Utrechtse bevolking was gesloopt. In 1577 werden vijf grote aarden bolwerken bijgebouwd, het Lepelenburg, Wolvenburg, Lucasbolwerk, Mariabolwerk en het Begijnebolwerk. De bouw van de vijf bolwerken was de laatste modernisering van de Utrechtse verdediging tot in de negentiende eeuw de Nieuwe Hollandse Waterlinie met een aantal forten bij de stad werd aangelegd.

Vanaf 1830 werden bolwerken, stadspoorten en stadswal grotendeels afgebroken en legde Jan David Zocher op een groot deel van de voormalige verdedigingswerken het Zocherpark aan, een park dat tot op de dag van vandaag bestaat. Van de oude bastions bestaan het Sonnenborgh nog en delen van Manenborgh en Sterrenburg.

Gedeeltelijke demping

Gedempt deel van de Stadsbuitengracht met de Catharijnebaan ter hoogte van het Paardenveld. (Foto uit 2008.)

In 1958 gaf de Utrechtse gemeenteraad de Duitse verkeerskundige Max Erich Feuchtinger de opdracht te onderzoeken hoe de binnenstad voor autoverkeer bereikbaar kon blijven. Feuchtinger kwam met een plan[7] waarbij de gehele Stadsbuitengracht gedempt zou worden en worden vervangen voor een rondweg met een reeks parkeergarages. Door de historische binnenstad werd een oost-west- en noord-zuidverbinding voorzien. Het plan stuitte op veel weerstand bij de Utrechtse bevolking. Vier dagen voor het beslissende debat van de gemeenteraad over het plan, op 17 december 1959, waarschuwde de toenmalige Staatssecretaris van O.K.W., Ynso Scholten, dat de bolwerken en wallen op de voorlopige lijst van Nederlandse monumenten van geschiedenis en kunst stonden en dat wat hem betreft de Stadsbuitengracht daarvan integraal onderdeel uitmaakte. De raad besteedde uiteindelijk twee volle dagen aan het debat, dat eindigde met de stemming over de 'motie Hessing' waarin weliswaar de beginselen van het plan werden aanvaard maar die eiste dat een stedebouwkundige nog eens naar de noodzakelijkheid van de plannen zou kijken, waarbij nadrukkelijk de mogelijkheid om tenminste een deel van de singels te sparen werd opengelaten[8].

In 1962 kwam de stedenbouwkundige J.A. Kuiper[9] met een nieuw voorstel, dat was gebaseerd op het plan Feuchtinger maar waarin werd tegemoetgekomen aan de bezwaren van de gemeenteraad. Hij stelde voor de demping van de singels te beperken tot de westelijke en noordwestelijke delen. In 1965 stelde Kuiper zijn definitieve basisplan voor de binnenstad op. De gedeeltelijke demping van de singels uit zijn eerdere plan nam hij over, evenals de doorbraken door de binnenstad van Feuchtinger. Het plan van Kuiper hing samen met het plan van Bredero voor de bouw van Hoog Catharijne. Uiteindelijk stond het Rijk de gedeeltelijke demping van de singels in het noordwesten toe. Het noorden van de Catharijnesingel werd veranderd in de Catharijnebaan, een verdiepte stadsautoweg. Het westelijke deel van de Weerdsingel werd gebruikt als parkeerterrein. Van de verdere plannen voor de binnenstad van Kuiper is nooit iets terechtgekomen.

Heropening

Daalsesingel vanaf de Vredenburgknoop. (Foto uit 2016.)

In een referendum sprak de Utrechtse bevolking zich uit voor het weer opengraven van de gedempte Weerdsingel en Catharijnesingel. Rond 2000 begon het herstel van de Weerdsingel. In augustus 2001 werd door Anton Geesink en toenmalig wethouder Jan van Zanen (die later burgemeester van Utrecht is geworden) het relatief korte stuk tussen de Weerdsluis en de nieuwe Monicabrug geopend. Een jaar later, rond september 2002, keerde het water terug tussen deze brug en het Paardenveld. Op 18 december 2015 werd het gedeelte langs de Daalsesingel (tussen Weerdsingel / Paardenveld en de Vredenburgknoop) officieel in gebruik genomen. 1 juli 2016 was het water doorgetrokken langs TivoliVredenburg. Op 12 september 2020 moet de singelstructuur hersteld zijn, daarna zullen nog afrondende werkzaamheden plaatsvinden.

Bruggen

Over de Stadsbuitengracht bevinden zich diverse bruggen. Een klein aantal brugverbindingen bestond al vanuit de middeleeuwen als onderdeel van een stadspoort. Met de afbraak van de oude stadsverdediging rond 1850 verrezen de eerste nieuwe brugverbindingen. Vooral tot omstreeks 1940 zijn er nog een aantal bijgebouwd. Met de gedeeltelijke demping rond 1970 van de Stadsbuitengracht verdwenen in het gedempte gebied de Catharijnebrug, Molenbrug, de Willemsbrug en de Westerbrug. Met het verder ongedaan maken van de demping zullen vanaf 2013 diverse nieuwe bruggen over de teruggebrachte gracht worden gelegd.

Vanuit het noordwesten bevinden zich anno 2012 met de klok mee de volgende bruggen over de Stadsbuitengracht:

NaamAfbeeldingOpmerking
Monicabrugvroegste brugverbinding gebouwd omstreeks 1939 met de Westerbrug. De Monicabrug dateert uit omstreeks 2000.
Weerdbrugvanuit de middeleeuwen onderdeel van een stadspoort, huidige brug alleen toegankelijk voor voetgangers en fietsers
Van Asch van Wijckbruggebouwd omstreeks 1939
Noorderbrugvroegste versie gebouwd in de 2e helft van de 19e eeuw
Wittevrouwenbrugvanuit de middeleeuwen onderdeel van een stadspoort
Lucasbrugvroegste versie gebouwd omstreeks 1859
Herenbrugvroegste versie gebouwd omstreeks 1873
Maliebrugvroegste versie dateert uit 1637 als verbinding via een stadspoort naar de ontstane Maliebaan
Abstederbruggebouwd omstreeks 1901
Tolsteegbrugvanuit de middeleeuwen onderdeel van een stadspoort
Sint Martinusbruggeopend in 1997, alleen toegankelijk voor voetgangers
Bartholomeï- of Bartholomeusbrugvroegste versie gebouwd omstreeks 1902
Marga KlompébrugNieuwe brug over heraangelegd stuk Catharijnesingel in het stationsgebied ter plaatse van de vroegere Willemsbrug, geopend in 2015. Marga Klompé was (deels) verantwoordelijk voor de beperking op de demping van de Stadsbuitengracht.
Catharijneknoop Ter vervanging van de Radboudtraverse over de gedempte singel, wordt gebouwd aan een combinatie van een aantal nieuwe onderdelen van Hoog Catharijne: Het Entreegebouw aan het Vredenburg, de Stadskamer, die over de singel ligt en het Poortgebouw. Ten noorden en zuiden van de Stadskamer worden ook een direct op de Stadskamer aansluitende brug over de singel gebouwd.
VredenburgknoopTer plaatse van de Catharijnebrug, die in de Middeleeuwen toegang gaf tot de Catharijnepoort, is in het kader van het herstel van de singelstructuur een bruggenstelsel van vijf bruggen gebouwd, waarvan twee over de Catharijnesingel. Zij zijn geopend in 2015, maar hebben geen naam gekregen
PaardenveldbrugNieuwe brug over heraangelegd stuk Catharijnesingel in het stationsgebied, geopend in 2015.

Zie ook

Zie de categorie Stadsbuitengracht van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.

This article is issued from Wikipedia. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.